Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Inleiding op Georgica

GEORGICA
 
 
Jean-Baptiste Camille Corot (1796-1875): Orpheus leidt zijn geliefde Eurydice uit de onderwereld (1861)
 
        Eerste opmerking: Welk lezerspubliek had Vergilius voor ogen?
 
De meningen zijn, zoals altijd onder filologen, verdeeld. Het is onze bedoeling twee visies in nuce te bespreken: de opvatting die we terugvonden in "Het Feest van Saturnus" van Piet Gerbrandy, en de opvatting die we lazen in de voortreffelijke inleiding van Piet Schrijvers' vertaling van de Georgica.
  • Piet Gerbrandy: Het werk van Vergilius is vrij van didactische bedoelingen. Het zijn vooral andere bekommernissen die prevaleren, met name:
  1. Filosofische bekommernis: Vergilius verwoordt op pregnante wijze de "condition humaine": de afhankelijkheid van de mens van de natuur en, nauw daaraan verwant, de plaats van de mens in het universum. Bij Piet Schrijvers vinden we een gelijkaardige gedachte terug: "Juist door het onvermeld laten van sociale hiërarchieën en het benadrukken van het algemeen-menselijke karakter van de (land)arbeid heeft de Georgica een wijdere uitstraling kunnen verkrijgen als gedicht over het menselijk bestaan." (2004:15)
  2. Politieke boodschap: Octavianus moet het nog wankele evenwicht tengevolge van de talrijke burgeroorlogen in stand houden.
  3. De Georgica als "poëticaal monument": Hoe zag Vergilius zijn taak als dichter?

  • Piet Schrijvers ontkracht bovenstaande stelling die zich hoofdzakelijk baseert op een 19de eeuwse poëziepraktijk waarbij het genre van het leerdicht niet meer actief beoefend werd. Want, hoewel de 3 bovenvermelde bekommernissen onmiskenbaar in de Georgica aanwezig zijn, mogen we zeker niet blind blijven voor de tal van accurate gegevens die Vergilius ons verstrekt aangaande de landbouw. Beweren dat Vergilius gepoogd heeft om tot een volledige en systematische behandeling van de landbouw ten behoeve van de boer te komen, is natuurlijk nonsensikaal. Twee argumenten hiervoor zijn:
    • de taalkundige moeilijkheidsgraad van het werk;
    • de literaire geleerdheid.

Conclusie: Het publiek dat Vergilius voor ogen had was de economische - culturele toplaag.

 
        Tweede opmerking: Genre + stilistische kenmerken.
  • Genre:
De Georgica wordt algemeen gerekend tot de descriptieve poëzie: Vergilius wil vooral d.m.v. beschrijvingen het landleven voor het geestesoog van de lezer laten opdoemen.
  • Stilistische kenmerken:
                - personificatie
                - beeldspraak ontleend aan het militair-politieke leven van de Romeinen
 
[TIP: voor een heldere definitie van deze stijlfiguren en tal van vbn., surf naar http://www.nederlands.nl/dichtwoordenboek/]
 
        Derde opmerking: Vergilius & Hesiodus
 
Het is een belangrijke regel in Grieks-Romeinse poëzie dat wie als eerste een genre sticht, toonaangevend is voor alle andere dichters die zich in datzelfde genre willen bekwamen. Er is dus m.a.w. geen vernieuwing mogelijk binnen een genre, hoewel er creatief kan worden omgesprongen met de beperkingen die een bepaald genre aan de dichter oplegde (denk maar aan Ovidius met zijn Ars Amandi).
Vergilius diende zich dus te plooien naar de wetmatigheden van de didactische poëzie, zoals die ontwikkeld werden door Hesiodus (8ste E. v. Chr., Askra, Boeotië).
  1. Relatie leraar - leerling: Het medium voor kennisoverdracht ten tijde van Hesiodus was poëzie. Ten tijde van Vergilius lag dit al helemaal anders: wilde je didactische richtlijnen geven aan iemand, dan deed je dat niet meer in versregels, maar in proza. Het leerdicht was verworden tot een literair spel dat gespeeld werd door erudiete auteurs voor erudiete lezers. Op die manier krijg je in de Georgica een enigzins complexe relatie met betrekking tot het publiek: Vergilius richt zich tot de boeren (voorgewend publiek) tegenover "the high society" van Rome (werkelijk publiek).
  2. Variatie in stof (i.e. narratieve uitweidingen ter afwisseling) = parekbasis; egressus, egressio. Het Orpheus en Eurydice verhaal is zo'n uitweiding.
  3. Verwantschap leerdicht - epos: de epische versmaat (de dactylische hexameter), de epische of Homerische vergelijkingen; de hoog-epische epitheta ornantia.

Conclusie: Vergilius heeft geen leerdicht pur sang geschreven. Dit was op het ogenblik waarop het werk geconcipieerd werd ook niet meer mogelijk, vermits het leerdicht toen reeds verworden was tot een virtuoos literair spel, dat een ambigue relatie met betrekking tot het publiek veronderstelde. De affiniteit van het leerdicht met het epos treedt op het niveau van twee formele kenmerken naar voren: de versmaat en het episch gekleurde taalgebruik (vergelijkingen + epitheta).

Dit artikel valt onder de licensiebepalingen van Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License